top of page

Blogpost: Door eendracht groeien kleine dingen

Bijgewerkt op: 12 apr

18 maart 2025


Vaandel van een Nederlands regiment uit 1747. In het midden staat de Nederlandse leeuw die zeven pijlen (symbolisering van de zeven gewesten) vasthoudt. Om de leeuw heen staat de spreuk van de Nederlandse Republiek: concordia res parvae crescunt: door eendracht groeien kleine dingen. NG-NM-1941, Rijkstudio.
Vaandel van een Nederlands regiment uit 1747. In het midden staat de Nederlandse leeuw die zeven pijlen (symbolisering van de zeven gewesten) vasthoudt. Om de leeuw heen staat de spreuk van de Nederlandse Republiek: concordia res parvae crescunt: door eendracht groeien kleine dingen. NG-NM-1941, Rijkstudio.

Dinsdag 11 maart 2025 stemde de Tweede Kamer voor een motie van Joost Eerdmans (JA21) waarin werd bepleit om niet mee te doen aan REarm Europe, het plan om als Europese Unie 800 miljard euro extra aan defensie uit te geven. Dat plan moet mogelijk worden gemaakt door de Europese begrotingsregels te versoepelen zodat Europese landen meer geld aan defensie kunnen uitgeven en door als Europese Unie gezamenlijk geld te lenen. Met deze maatregelen zijn drie van de vier coalitiepartijen (BBB, NSC en PVV) het niet eens. Zij vrezen voor hoge schulden in een aantal Europese landen die andere lidstaten (lees: Nederland) weer voor hen moeten afbetalen. Dat premier Schoof de Nederlandse steun voor dit plan in Brussel al had toegezegd, kon de coalitiepartijen niet deren, net zomin als het feit dat de oppositie in Nederland geen enkel effect zal hebben omdat het voorstel, wegens de grote steun van de andere lidstaten, toch aangenomen zal worden. Naast de praktische nutteloosheid van de motie, getuigt zij van een bekrompen en gevaarlijke perceptie van de Europese defensie en van een zeer gebrekkig historisch geheugen. Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā 


Het gebrek aan enige solidariteit of besef van de noodzaak van een gezamenlijke Europese defensie nu de Verenigde Staten onder het instabiele beleid van president Trump niet te vertrouwen is, staat in sterk contrast met de ontstaansgeschiedenis van Nederland en de loop van de Nederlandse militaire geschiedenis in het algemeen. Tijdens de Nederlandse opstand en de latere Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tegen de Spaanse Habsburgers hadden de Noordelijke Nederlandse gewesten al snel door dat, als ze een kans wilden maken om hun onafhankelijkheid te verdedigen tegen de Spaanse troepen, zij intensief samen moesten gaan werken. Dat was lastig, aangezien elk gewest, net zoals veel EU-landen nu, zich graag op haar gewestelijke privileges en autonomie beriep en een gedeeld nationaal gevoel in het begin nog ver te zoeken was. Toch besloten zij bepaalde zaken gezamenlijk te regelen zoals buitenlandse diplomatie en de opbouw van een nationaal leger via de Staten-Generaal en de Raad van State. In de Unie van Utrecht (1579), een defensieverdrag dat later een soort grondwet werd, zegden de gewesten toe allemaal een deel van het leger te verschaffen en te onderhouden naargelang van hun inwoneraantal. Dat leverde scheve verhoudingen op. Zo nam het gewest Holland maar liefst 60 procent van het leger op zich, terwijl Gelre (Gelderland) op 5 procent bleef steken. De oorlogsvloot werd niet zo verdeeld, aangezien Gelre, Overijssel en Utrecht geen schepen konden onderhouden omdat het landprovincies waren. De drie gewesten leverden echter wel een financiële bijdrage en kregen vertegenwoordiging in de diverse admiraliteiten die in het westen van de Nederlandse Republiek gevestigd waren. Het was dankzij deze samenwerking middels de Unie van Utrecht dat de Nederlandse Republiek onafhankelijk kon worden van Spanje.[1]


Naast successen kende de samenwerking ook spanningen. Holland moest vaak de financiële bijdragen voor andere gewesten voorschieten of hun compagnieën onderhouden omdat zij om geld verlegen zaten. Andersom ergerden andere gewesten zich aan de invloed en dominantie die Holland had binnen de Staten-Generaal vanwege haar hoge financiële bijdrage. Ook waren er onenigheden over of de oorlogsvloot dan wel het landleger financiële prioriteit verdiende. Holland prioriteerde het eerste wegens haar maritieme handel, terwijl de landprovincies dat laatste meer waardeerden vanwege hun grensfunctie en omdat hun adel daar carrière in kon maken. Deze spanningen verergerden toen de Tachtigjarige Oorlog ten einde kwam; de Republiek kwam in 1650 bijna in een burgeroorlog terecht. Uiteindelijk kon deze voorkomen worden en bij de grote vergadering van 1650 beaamden de gewesten de intentie om de Unie van Utrecht voort te zetten. Jacob Cats (1577-1660), raadspensionaris van Holland, verwoordde het tijdens de vergadering als volgt:


'Haar Edel Groot Mogenden (de afgevaardigden van Holland), als door mijn mond sprekend, oordelen dat eendrachtigheid en goede overeenkomst van Provinciƫn (gewesten) is het vaste grondstuk waarop het gebouw van deze staat zekerlijk kan worden gefundeerd.'[2]


Ondanks het einde van de oorlog tegen Spanje, waarvoor de unie voor was opgericht, en de spanningen die de gewesten onderling ervaarden, beseften zij dat wegens hun kleine omvang en omsingeling door grotere staten, zij hun onafhankelijkheid alleen konden bewaren door samen te blijven werken. Alleen dan hadden de gewesten een kans om dreigingen van buitenaf het hoofd te bieden. Die notie kwam net op tijd; in 1651 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog. De Eerste Engelse Oorlog verliep rampzalig (1651-1653), de tweede (1665-1667) en derde (1672-1674) wist de Republiek, mede dankzij haar eendracht, klinkend te winnen. Ook tijdens de oorlogen tegen Frankrijk (1672-1712) bewees de unie haar noodzaak.Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā  Ā Ā Ā 


Voor de waarborging van haar onafhankelijkheid diende de Nederlandse Republiek niet alleen intern solidariteit te tonen, zij moest ook een netwerk aan internationale bondgenoten opbouwen. Want de Republiek was in vrijwel al haar oorlogen afhankelijk van Europese bondgenoten; zij speelde vaak een cruciale rol in haar conflicten. In de Tachtigjarige Oorlog leverden Engeland en diverse Duitse vorsten cruciale financiële en militaire steun. In de latere fases van de oorlog coördineerde de Republiek zelfs samen met Frankrijk haar militaire campagnes tegen Spanje. Het Rampjaar 1672 werd vooral gekeerd door de intrede van Spanje en het Duitse Rijk in de oorlog tegen Frankrijk. Ook de latere coalitieoorlogen tegen Lodewijk XIV werden alleen gewonnen doordat de Republiek samenwerkte met diverse Europese machten zoals Engeland, Spanje en het Duitse Rijk. In de achttiende eeuw veranderde in dat opzicht niet veel. In de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748) redde Engeland de Nederlandse Republiek van een Franse bezetting. In de revolutieoorlog (1792-1797) bleek de Europese coalitie (met daarin Nederland) niet sterk genoeg om Frankrijk te weerstaan; Nederland werd een Franse vazalstaat. In 1813 verkreeg Nederland weer haar onafhankelijkheid: wederom door het toedoen van andere Europese staten. In de slag bij Waterloo (1815) voorkwamen vooral Engelse en Duitse troepen een nieuwe Franse bezetting. Het hierboven geschetste patroon houdt op tot 1940 omdat Nederland zich in die periode strikt neutraal hield. Dat neutraliteitsbeleid faalde echter dramatisch bij de Duitse inval in mei 1940, waarop Nederland weer door andere staten bevrijd moest worden. Sinds 1949 is Nederland daarom lid van de NAVO en zet ze in op internationale militaire samenwerking.                                                                                                        


Voor het voorbestaan van een onafhankelijke Nederlandse staat was zowel interne als internationale solidariteit nodig. De Nederlandse gewesten moesten, gelijkend op de Europese Unie nu, delen van hun militaire en diplomatieke soevereiniteit opgeven, terwijl op het hetzelfde moment Nederland bondgenoten buiten haar grenzen diende te werven, om buitenlandse dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Het is die solidariteit die ervoor gezorgd heeft dat Nederland gedurende vier eeuwen slechts 8 jaar bezet is geweest. Dat is een knappe prestatie, gezien het feit dat Nederland altijd omringd is geweest door Europese grootmachten: Spanje, Engeland, Frankrijk en later Duitsland. Het is daarom zo verbijsterend dat de coalitiepartijen en een meerderheid van de Tweede Kamer niet bereid zijn deze solidariteit voor Europese bondgenoten op te brengen. De continentale veiligheid, en in het verlengde de Nederlandse veiligheid, zijn ondergeschikt aan egocentrische financiële belangen. Defensie is belangrijk, maar het mag niet teveel kosten, vinden deze partijen. Al helemaal als Nederland moet gaan betalen voor financieel minder stabiele landen zoals Italië en Spanje. In deze houding is solidariteit ver te zoeken; de weg naar verdeeldheid staat open. Die verdeeldheid is nu erg gevaarlijk met een agressief Rusland dat actief het bestaan van Oost-Europese landen ontkent en Oekraïne aanvalt en een Verenigde Staten dat meer geïnteresseerd is in eigen machtspolitiek dan in het waarborgen van de Europese veiligheid.                                                                  


Het lijkt erop alsof de coalitiepartijen zich het huidige nietszeggende Nederlandse motto eigen hebben gemaakt, dat luidt: Je maintiendrai (ik zal handhaven). Er wordt tijdens het bewind van Kabinet Schoof van alles gehandhaafd, maar niks opgelost. Het handhaven van financiƫle degelijkheid is belangrijker dan het optuigen van een Europese defensie in tijden van geopolitieke crisis. De egocentrische houding van de meerderheid van de Tweede Kamer is een doodlopende weg. Zolang Europese staten niet bereid zijn om iets voor elkaar op te brengen, om solidair te zijn, net zoals de Nederlandse gewesten dat waren, of zoals Nederland met andere Europese staten was en vice versa, zal Europa een geopolitieke speelbal blijven; een makkelijke prooi voor Rusland. Het is daarom tijd dat we het waardeloze Je maintiendrai letterlijk en geestelijk verwisselen voor het motto van de Nederlandse Republiek, ƩƩn die ons beter dient in deze tijden: Concordia res parvae crescunt: door eendracht groeien kleine dingen. Zowel de drie coalitiepartijen als een groot deel van Tweede Kamer dienen hun stelling te heroverwegen, opdat door eendracht de kleine Europese staten kunnen uitgroeien tot een heuse Europese defensie-unie. Want zonder eendracht, zonder een Europese defensie-unie, is de Europese Unie, net als de Nederlandse Republiek, slechts een verzameling van kleine machteloze staatjes in een wereld gedomineerd door grootmachten.



[1] Zie voor het repartitiestelsel: J. Israel, The Dutch Republic: its Rise, Greatness and Fall (Oxford 1996) 286, 294-295; R. Fruin, Geschiedenis der staatsinstellingen in Nederland tot den val der Republiek (Den Haag 1901) 186-189.

[2] W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten eendracht. Nederlandse cultuur in Europese context (Den Haag 1999) 79; Naerder Unie, 1651, 11.


Personalia:Ā Joost Oosterhuis is militair historicus en volgt de onderzoeksmaster Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, met specialisatie in Militaire Geschiedenis. Hij onderzoekt de relatie tussen oorlog en samenleving in de vroegmoderne tijd. Voor zijn bachelorscriptie bestudeerde hij gijzelingen tijdens de Franse bezetting van de oostelijke Nederlandse gewesten (1672-1674). Zijn masterscriptie gaat over eerconflicten in het Staatse Leger tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697). Daarnaast is hij redacteur en secretaris bij Skript Historisch Tijdschrift en geeft hij workshops voor de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam.


Foto door Stephanie de Graaf
Foto door Stephanie de Graaf



Komentar


Skript Historisch Tijdschrift • Kloveniersburgwal 48, Kamer E2.04/5 • Postbus 1626, 1000 BP Amsterdam • skript-fgw@uva.nl

©2025 Skript Historisch Tijdschrift. 

bottom of page